Grensoverschrijdende kwetsuren horen al snel bij de ik-maatschappij. We vinden allemaal dat we bijzondere rechten hebben – dus kom mij niet te na. Een Frans filosoof zei eens dat wij Nederlanders niet zozeer tolerant zijn (want dat vinden wij onszelf), maar ongeïnteresseerd. Mocht dat zo zijn, en ik denk dát dat zo is, dan geldt het vooral niét zo gauw het onszélf betreft. Want in onszelf zijn wij bijzonder geïnteresseerd. Elke gepercipieerde grensoverschrijding van ‘ik en mij’ is een aantasting die moet worden uitgewist. En het liefst in het publieke domein. Want de wereld moet het weten.
De grensoverschrijdingen van nu zijn niet duidelijk omschreven. Er zijn weliswaar evidente gevallen – maar die spreken vaak voor zich, en kunnen niet rücksichtsloos genoeg worden aangepakt.
Echter, ze variëren ook van het uitdelen van onvoldoendes, kritiek leveren op onvoldoende prestaties, tot het wangedrag van Matthijs van Nieuwkerk. Zeker is dat je je er blijkbaar vooral niet aan moet bezondigen. De tenen zijn lang, het geheugen van ijzer. Ooit krijg je het op je brood.
Daarin schuilt een verlammend risico. De opeenstapeling van publiekelijk uitgespeelde kwesties van ‘grensoverschrijdend gedrag’ creëert een stok waarmee iedere ouder of leerling de leerkracht kan slaan, iedere werknemer zijn of haar leidinggevende aan het kruis kan nagelen, etc. Wie geen zin heeft in kritiek in zijn of haar functioneren grijpt naar het steeds krachtiger wapen: de ‘onveilige omgeving’, of ‘sociale onveiligheid’. Overigens, alleen al het benoemen van dit risico wordt ervaren als een affront.
Wie verdacht wordt van grensoverschrijding, krijgt te maken met onduidelijke integriteitsbedrijven, hoor en wederhoor lijken niet altijd nodig, schimmige procedures, en zelfs een beginsel als habeas corpus, het recht om te weten hoe de aanklacht wordt omschreven, kan makkelijk opzij worden geschoven. Voor je het weet zit je vast in het drijfzand van de publieke inquisitie.
Op het kruispunt van ambitie en wanhoop, precies daar gebeuren de meeste rampen. Veel mensen hebben een nogal rooskleurig zelfbeeld, en het sterke (en vaak toenemend) besef dat dát niet helemaal terecht is. Dat doet pijn.
Maar doet het pijn als iemand ‘hard’ tegen je is, of doet het eigenlijk pijn te beseffen dat je niet hard genoeg voor jezelf bent?!
Een wet die zich kan meten met die van de zwaartekracht, is dat de waarden van een groep het fanatiekst worden uitgedragen door degenen voor wie het niet vanzelfsprekend is dat ze mogen meedoen. En als dan blijkt dat ze wel mee mogen doen, maar anders, dan is het ego te groot en het huis te klein. Schande! Onveilig!
Goed met elkaar omgaan is een kwestie van beschaving, juist voor mensen met een of andere vorm van ‘macht’ (leraar, leidinggevende, programmamaker, mentor, etc.). Echter, al dan niet excellente organisaties zijn niet gebouwd op ontbijtkoek. Aanspreken mag, aanspreken moet – empathisch, vriendelijk, richtinggevend en vooral ook duidelijk. En zonder dat het zwaard van ‘onveiligheid’ telkens boven het hoofd zwaait van de aanspreker.
In omgevingen waar iedereen zich voortdurend ‘veilig’ voelt, zijn excellente prestaties weinig waarschijnlijk. En persoonlijke groei uitgesloten.
Het laatste wat we moeten hebben is zwichten voor de middelmatigheid die onherroepelijk volgt als elke vorm van kritiek ‘onveilig’ heet. Zo lopen we vast in het moeras van middelmatigheid.
En dat vind ik pas onveilig.
L.L. Stegman