Poëzie is de voorloper van de psychoanalyse, wist Freud. En de organisatiekunde is daar weer een uitloper van..
In een van de mooiste gedichten van Miroslav Holub stuurt een luitenant zijn mannen in de Alpen op een verkenningsmissie. Zij verdwalen in een sneeuwstorm. Na twee dagen zijn de mannen nog niet terug. De luitenant begraaft het hoofd in de handen, hij heeft ze de dood ingestuurd. Op de derde dag keren ze levend weer. Waar zaten jullie? We waren verdwaald, zeggen ze, we voelden de dood naderen. Maar een van ons had een kaart, en toen het sneeuwen stopte vonden we de weg moeiteloos terug. De luitenant bekijkt de kaart: die is niet van de Alpen, maar van de Pyreneeën.
Poëzie, psychoanalyse, organisatiekunde, alle drie zeggen ze iets over onze omgang met ‘verloren zijn’. In zijn prachtige boek On Balance stelt de Britse psychoanalyticus Adam Philips dat de psychoanalyse ons heel wat te bieden heeft ‘als we haar in plaats van wetenschap gaan zien als een reeks aantrekkelijke verhalen over de herkomst van ons ongeluk’. Graafwerk naar diepere oorzaken van wat aan de oppervlakte problematisch is. Zoektochten naar wat verhuld, vermomd, verdrongen of verplaatst is.
Een krachtige handreiking naar de organisatiekunde.
Twee begrippen zijn dan van belang: ‘buitensporigheid’ en ‘bovenmatigheid’ (‘excess’). Buitensporigheid is een gevolg van een ons nog onbekende vorm van ‘verstoken-zijn’; fanatici zijn mensen die te lang hebben moeten wachten op iets wat weleens niet zou kunnen bestaan. En waar een buitensporige frustratie is (bv. over ‘aandeelhouderswaardedenken’), is altijd een valse oplossing (bv. het Rijnlandse model). En het kent altijd een grote veroordeling van het duister, het ‘excess’. Buitensporigheid komt voort uit angstige middelmatigheid.
Als het op ‘excess’ aankomt, weten we meestal niet zo zeker (tasten we in het duister) of onze moraliteit de aankleding is van onze jaloezie of een rationalisatie van onze angsten.
Fascinerender is bovenmatigheid: ‘how someone comes to believe something is more revealing than what they believe’. Een radicaal geloof in iets gaat gepaard aan een radicaal ongeloof in iets anders. En in het radicaal verwerpen herkennen we, ook als we niet precies weten wat wordt verworpen, de tekenen van innerlijk conflict. Bovenmatigheid verwerpt, ten diepste middelmatigheid.
In de prachtige woorden van Leonard Cohen:
‘Ring the bells that still can ring
Forget your perfect offering
There is a crack in everything
That’s how the light comes in’.
Streef naar perfectie (‘excess’), raak verloren, en zoek de kier, de weg naar het licht. Immers, het op weg gaan is veel bevredigender dan het zich neerleggen. De poëzie, de herkomst van ons geluk, zit in permanent mislukken. En toch terugkomen.
L.L. Stegman