Collectief egoïsme of brutisme?!

De overheid is verworden tot een soort callcenter dat op bestelling problemen moet oplossen. Politiek als bedrijfsvoering, ‘fiksen’. Veel Nederlanders – en burgers elders in de westerse wereld – wanen zich tegenover de overheid consument; consumenten komen louter wat halen, maar als burger moet je ook wat bréngen. Daar moet je dan als overheid ook wel actief toe uitnodigen – en dat is niet door onder het mom van de ‘participatiemaatschappij’ veel verantwoordelijkheid af te wentelen op burgers.

In de kern betekent brutisme:
een radicaal, cynisch en hardhandig individualisme door verlies aan verbindende zingeving.
De Hongaarse politicoloog Balint Magyar munt in deze de term ‘moreel ongeremd collectief egoïsme’ – geweldig.
Dat lijkt – door bovenstaande – nogal over de maatschappij te worden afgeroepen.

Volgens Magyar schuilt de aantrekkingskracht van populisten, fascisten e tutti quanti in ‘de belofte dat je je niet om andere mensen hoeft te bekommeren’. Je zet je eigen grieven en gekrenktheid voorop – vooral gevoed door gebrek aan normen, door haat, rancune en eigengereidheid.
Deugen deugt niet omdat het je beperkt in je vrijheid.
Dat leidt tot ‘vrijheid zonder moreel besef, en zonder verantwoordelijkheid voor mensen buiten jouw eigen kring’.
Dat verdient een antwoord.

Bovenstaande wordt ook geconstateerd in diverse recente internationale ‘regeringsverklaringen’: ‘Gezag en respect in de openbare ruimte moeten worden hersteld’. Echter, de vraag waar de onderliggende spanningen vandaan komen moet dan óók worden gesteld. Immers, zonder een ‘theorie van verandering’ die oorzaak en gevolg van de steeds individueler gerichte polarisatie in beeld brengt, draait het vooral uit op anderen vertellen dat ‘wie niet horen wil maar moet voelen’. En dat werkt twee kanten op. Bijvoorbeeld, een steeds verdere uitholling van het demonstratierecht gepaard gaand met zeer stevig politie-ingrijpen, én steeds frequentere demonstraties met een telkens grimmiger karakter. Beide kanten spreken over elkaar in termen van ‘geweld’. De flagrante voorbeelden zijn actueel en legio.Ik duid dit als escalerende polarisatie (1).

Verder, als tweede duiding: het gaat niet goed met de gezondheidszorg, het openbaar vervoer, het onderwijs, de asielopvang, de politie en vele andere, al dan niet geprivatiseerde, overheidsdiensten (vooral uitvoeringsorganisaties). Het leidt tot steeds meer onvrede – zeker daar waar de treurige staat van publieke voorzieningen gepaard gaat met toenemende politieke afzijdigheid en/of onmacht. Steeds meer mensen voelen zich bedrogen na valse beloftes; in Nederland de toeslagenaffaire, de Groningse gasproblematiek en Limburgse waterschade, et cetera; in het VK de Brexit, in Frankrijk de pensioenen, in Duitsland de begrotingsperikelen, uitgevochten over de rug van boeren en vrachtwagenchauffeurs (‘Wutwoche’), in Italië de asielinstroom – overal in Europa is dit aan de hand, en in de VS ontaardde dit nog eerder, sneller en heftiger. In de wetenschap heet dit de ‘peak of inflated expectations’. Opgeblazen verwachtingen die niet worden waargemaakt.
De burger reageert steeds nadrukkelijk met wat ik benoem als nihilistische agressie (2).

En ook in de politiek lijkt – als derde duiding – iets blijvends verschoven: men heeft nauwelijks nog geduld voor de grotendeels onzichtbare processen van besluitvorming. Vitale democratieën vragen altijd iets van hun burgers: participatie, compromissen, dialoog. We zien de onttakeling van het institutionele handwerk, waarin overleg, constructief debat, tegenspraak en onderhandeling onmiskenbaar en traag vorm, richting en inhoud geven aan het bestuur. Het gaat nog slechts om het ‘hier en nu’, het gaat vooral om de bühne. Daar speelt nu het echte werk zich af – confrontatie, slopen van de tegenstander, luchtballonnen oplaten, medestanders tellen. En weer door in de polarisatie. Er ontstaat een beeld van de overheid die het vertrouwen eerst verspeelt en vervolgens telkens opnieuw komt vrágen. En intussen zelf weinig en steeds minder vertrouwen in burgers heeft.
De overheid reageert steeds nadrukkelijker met mijn term cynische kortzichtigheid (3).

Twee zaken vallen op. In de eerste plaats zien we steeds vaker individuen – ook als ze in groepsverband opereren – die laten weten, zien, horen en desnoods voelen dat ze er zijn, grof, regels negerend, agressief, eisend. Individuen die zich voortdurend in hun persoonlijke vrijheid gekrenkt voelen, die vrijheid zeker niet als collectief goed beschouwen, maar vooral als persoonlijk bezit, ‘nu en van mij’. Of: ‘ik-niet-dan-jij-ook-niet’.
Deze individuen snakken naar volledige erkenning en de verwezenlijking van de eigen behoeften (ten koste van ieder ander), en ze tolereren daarin geen enkele beperking. Het is de neiging om alles om je heen enkel in het licht van je overtuigingen te plaatsen.
Hier heeft iets collectiefs plaats gemaakt voor het strikt individuele – filosoof Harry Kunneman noemde dit al ‘het dikke ik’.

Echter, ten tweede, deze vergroving wordt steeds vaker en nadrukkelijker geduid in termen van ‘fascisme’, ‘extreemrechts’, ‘populisme’ of als ‘nationaalsocialistisch’. Voor mij is dit de tirannie van de stereotypering: een stereotype is een vaststaand beeld van bijvoorbeeld een groep mensen dat niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid, of een deel van de werkelijkheid buiten proportie vergroot. Dat leidt tot versimpeling, verharding, radicalisering, overdrijving en generalisering. En het lost niets op (in termen van duiding en begrijpen of doorgronden). Het leidt tot onoverbrugbaar wantrouwen.

De hierboven kort beschreven en zich steeds verder ontwikkelende individualisering te vangen in stereotyperingen die een collectiviteit veronderstellen, is naar mijn mening onjuist en staat aan een verklaring in de weg die meer recht doet aan een verschijnsel dat misschien genoegzaam als fascistisch kan worden getypeerd, maar waarvan de kern daarmee niet wordt omschreven. Daardoor schieten gepresenteerde verklaringen en/of oplossingen ver aan hun doel voorbij. En vooral tekort. We blijven gevangen in zelfgenoegzame etikettenplakkerij die ons niet verder brengt.
Waarvan tot op heden akte.

De tijd verstrijkt en ‘stereotypering’ blijft op haar plek als een verkeersregelaar die op een verlaten kruispunt is blijven staan. Groepsdenken (o.a. fascisme, populisme) bijt de tanden stuk op de maatschappelijke werkelijkheid: ontsporende individualisering.

Brutisme
…is het individualistische, agressieve antwoord op het manifeste verlies van een collectief verlangen naar zingeving, groei en schoonheid. Het zet een individueel besef los te zijn geraakt van grip op en begrip van collectieve maatschappelijke verbinding om in cynisme en nihilistisch individueel geweld ten opzichte van wat collectief positief kan verbinden.

L.L. Stegman
Juli 2025

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *