De talentlozen

We zijn beland in een ‘cultuur der dingen’ (Auke van der Woud, De nieuwe mens, de culturele revolutie rond 1900, 2015) – daarmee wordt de wereld voor het eerst begrepen in termen van materiële zaken en zintuiglijke stimuli. En niet in die van tijdloze principes en ethische regels. Deze ‘cultuur der dingen’ vertegenwoordigt het einde van gehate begrippen als meritocratie, competitie en de vrije markt, principes die per definitie en uiteindelijk nooit de minder succesvolle burgers ten goede zijn gekomen. Het is het vervolg van een langer rondreizend circus van sociaal verval, opgeblazen lol, politieke ijdelheden en rancune.

‘De minder succesvolle burgers’ – ‘deplorables’, volgens Hillary Clinton, die daarop van alle kanten gecanceld (en erger) werd. De term was mogelijk ongelukkig, maar dat maakte het verschijnsel nog niet onwaar. Zelf zocht ik ook naar termen om dit – eigenlijk: hen – te duiden. In het licht van het populisme lijkt me daar ook behoefte aan. Immers, vonden we vroeger nog ‘alomvattende’ bescherming in een zuil (zoals socialisme, katholicisme, protestantisme, liberalisme), nu is die vervangen door opportunistische tijdelijke beschermlagen van telkens wisselende ‘bubbels’. Met nationalisme als overkoepelende laag (identiteit) – het nostalgisch frame waarin ‘de ander’ altijd in de weg lijkt te staan en de baas wil zijn. Dat maakt de mensen in de bubbel woedend, rancuneus en gefrustreerd – immers, vooruitgang is niet het doel, en nostalgie is de tikkende tijdbom die voortkomt uit  holle miskenning.
Ik werd geholpen door de literatuur!

De Hongaarse schrijver Sándor Marai (van o.a. het prachtige Gloed) verhaalde eens over een familiediner waarin een van zijn familieleden aankondigde dat hij nazi werd – en waarom zeer vele Hongaren diezelfde bekering tot de nazistische en fascistische ideologie hadden gemaakt. Marai:
‘Toen ik hierover de discussie met hem aanging, gaf hij een verrassend antwoord. ‘Ik ben een nationaalsocialist’, schreeuwde hij. ‘Jij […] kunt dat niet begrijpen, omdat jij talent hebt. Maar ik niet en daarom heb ik het nationaalsocialisme nodig’. De emotionele woorden stierven weg nadat mijn heethoofdige verwant de waarheid van zijn leven had verteld.’
(uit: het prachtige Boedapest; tussen oost en west (2022) van Victor Sebestyen).

Wrok, afgunst, haat en bovenal de overtuiging dat het ‘systeem’ oneerlijk is – tegen je land, tegen je groep en vooral steeds meer tegen jezelf – zijn belangrijke sentimenten die leven bij de mensen die ooit geloofden te behoren tot een in hun ogen speciale, een unieke en een superieure gemeenschap. En merken dat dat niet meer zo is (en mogelijk nooit écht zo geweest is…). Brutisme is een vlucht voorwaarts in de collectieve hang naar nostalgie – én het besef dat het een onvervulbaar individueel verlangen is.
Zie hier de kooi van talentlozen.

Marai vervolgde:
‘…maar ik zou de idealen van het nationaalsocialisme nooit nastreven, ook als ik geen enkel talent had. Mijn familielid schudde zijn hoofd. ‘Je kunt het gewoon niet begrijpen […] Nu gaat het om ons’. Hij stak zijn borst vooruit en verklaarde: ‘Onze tijd is gekomen’.

Brutisme is het individualistische, agressieve antwoord op het manifeste verlies van een collectief verlangen naar zingeving, groei en schoonheid. Het zet een individueel besef los te zijn geraakt van grip op en begrip van collectieve maatschappelijke verbinding, om in cynisme en nihilistisch individueel geweld ten opzichte van wat collectief positief kan verbinden.
De enige kracht van talentlozen is dat ze met velen zijn. ‘Onze tijd is gekomen’.
Als er geen wens, weg of wil is naar een ‘opwaarts streven’, dan moet alles maar naar beneden (‘ik-niet-dan-jij-ook-niet’).

Volgens Albert Camus wendt ‘de absurde mens’ zich tot het universum, en schreeuwt hij steeds luider, steeds wanhopiger en steeds vertwijfelder zijn vragen in de leegte. En in die leegte blijft het stil. De mens zal zelf met een antwoord moeten komen, en zelf betekenis moeten geven.
Onze revolte tegen deze absurditeit heeft geen enkele kans van slagen als zij niet vergezeld gaat van een diep gevoelde menselijke solidariteit (‘de ander’), zeg maar de ‘warme’ kant van het morele spectrum: zorg, vertrouwen, liefde, trouw, oprechtheid, enzovoort.
Laten we de talentlozen koesteren.
Opdat oprechte ‘warmte’ een betere voedingsbodem is voor verbinding dan populisme
(of erger).

L.L. Stegman
December 2025

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *