Ik ben opgegroeid in de jaren zestig en zeventig. Toen was er niet veel maar het was genoeg. Nu is er heel veel, en is het te weinig. Ik zie het als de bron van de nostalgiereflex.
Ondanks het vele voelen velen zich op allerlei fronten bedreigd – sociaal, economisch, cultureel, etc. Mensen zijn bang, ramen dicht, deuren op slot – en een hang terug te grijpen naar zaken die vroeger goed hebben gewerkt.
Ook politici (wereldwijd) grijpen graag terug naar het verleden (toen de gulden nog van hout was, hoeren maagd en ik een hoornen bril droeg…).
We houden er een generatie heel behoudende leiders aan over, die in ruil voor het pluche bereid is veel te slikken en voor lief te nemen – ze bewegen vlotjes mee in het nostalgisch sentiment.
Velen willen geen toekomst, maar een heden waaraan geen einde komt. Het leidt tot onnodig defensief en conservatief gedrag, meestal uit vrees dat de toekomst weinig goeds voor zichzelf in petto heeft. Deze instelling krijgt het zelfpijnigende karakter van een selffulfilling prophecy en is een zekere weg naar een toekomst die inderdaad alleen maar minder wordt. Met steeds minder enthousiasme worden ondertussen bestaande modellen en overtuigingen rondgepompt; soms in een iets aangepaste gedaante. Het resultaat is slechts een marginale verbetering van de dagelijkse praktijk. Wel wordt het aanwezige sociaal kapitaal in de vorm van vakkennis, gemeenschapszin, vertrouwen en vechtlust sluipenderwijs enorm aangetast.
Alles verliest aan relevantie: politici, taal- en rekenonderwijs, kranten, Europa, de trias politica, leraren, prioriteiten, etc.
En ook de nostalgie. Nostalgie is een leuk vleugje verleden in een wenkend perspectief. En het is zeker geen bouwsteen voor een stevige toekomst.
Maar Churchill zei al:
‘If the past sits in judgment on the present, the future will be lost.’
Waarvan akte.
Tijd voor ‘back to the future’…
(al lijkt dat ook op nostalgie).
The Cappuccino King